Oscar Wilde, The Critic as Artist II, 1891
Volgens Oscar Wilde moet kunst amoreel, persoonlijk, nutteloos en onwaar zijn.
Kunst is een uiting van de kunsetnaar.
Rekening houden met anderen, publiek, kopers, verzaamelaars, kijkers, is dodelijk.
Kunst is persé vrij/autonoom en doelloos.
En de goede kijker is criticus. Door een critische geïnteresseerde kijker komt het werk tot leven en ontwijjelt het zichzelf.